3 september 1967. Voor Zweden een memorabele dag, omdat men toen – om 12.00 uur ‘s-middags – veranderde van rijrichting en van links rijden overging op rechts rijden. Deze switch gold voor iedereen op hetzelfde tijdstip. Dus niet de bussen om 11.00 uur, personenauto’s volgende week en vrachtauto’s nog later. Gebruikersgroepen konden niet hun eigen verandermoment bepalen. NEE: iedereen stak over op hetzelfde moment. Dat vroeg om een gedegen voorbereiding en de switch was onder meer een gevolg van de wens om beter aan te sluiten op de internationalisering van het verkeer. In de eerste dagen na “DAGEN H” (03-09-67) werden veel ongelukken gemeld, wat begrijpelijk was, maar na twee jaar was dat aantal weer op het oorspronkelijke niveau.
Gemeenten (zeg maar alle overheden) worstelen met een vergelijkbare opgave als gevolg van de Omgevingswet. Voor sterk sectorale georiënteerde organisaties spelen aspecten als wetgeving, macht, positie, gewoonte en kennis een belangrijke rol. Er is ook nimmer een ander beroep gedaan op deze sectoren dan uitdragen wat de betreffende wet of het betreffende domein vraagt c.q. opdraagt. Omdat er niet of nauwelijks over de schutting werd/wordt gekeken is er de afgelopen 40 jaar structureel te weinig aandacht geweest voor andere beleidsvelden. Het hoefde ook niet, omdat eenieder te maken had met “zijn eigen” sectorale wetgeving. En daar waar er al contact was schuurde het en bleef het bij een oppervlakkige kennismaking. De positie binnen de organisatie en het economische belang bepaalden meestal het gelijk. En daar moet nu verandering in komen.
“DAGEN H” voor het fysieke domein is 1 januari 2021 (inmiddels 1 januari 2023!)
De Omgevingswet vervlecht alle wettelijke kaders, die tot onze huidige werkwijze, het zoeken naar de oplossing en ons sectorale bestuur hebben geleid. Binnen de gehele keten, sterker nog binnen de gehele bestuurskolom moet een switch worden gemaakt van sectoraal denken en werken naar een volledig integrale aanpak. Dit is ook een van de verbeterpunten van de Omgevingswet. Dat vraagt wat van bestuurders, management en medewerkers. In 2016 is in Den Haag de Vergunningtafel geïntroduceerd. Een op Agile gebaseerde werkwijze, die ertoe moest leiden dat adviezen op en beoordelingen van bouwprojecten integraal tot stand zouden komen. De pilot heeft in Den Haag een vaste bodem onder de voeten gekregen. Enerzijds wordt de noodzaak en meerwaarde ervan gezien, terwijl er anderzijds nu – bijna 3 jaar later – nog steeds huivering bestaat om mee te doen. Dat komt deels door het sectorale beleid en deels door de sectorale werkverdeling binnen de gemeente. Aan de ene kant willen we in de ochtend graag meewerken aan integrale adviezen, terwijl er in de middag een beroep wordt gedaan voor het opstellen van sectorale beleidsdocumenten. Zo gaat het nimmer werken. Te veel spelers hinken gedwongen op twee benen. En dat terwijl – in mijn beleving – de integrale opdracht en aanpak interessanter en bevredigender zal zijn dan het blijven hangen in een beleidsmatige monocultuur. Ook burgers/belanghebbenden zitten niet te wachten op sectorale oplossingen. De burger wil het hele pakket zien, meedenken, medeverantwoordelijk nemen en deelgenoot zijn van de gevolgen van de keuzes.
De grote veranderopgave voor gemeenten (feitelijk alle stakeholders binnen het openbaar bestuur) is om met de beleidscyclus als uitgangspunt een moment te benoemen, waarop het roer omgaat. Dat betekent bijvoorbeeld, dat het format van de Vergunningtafel ook ingezet gaat worden bij beleidsontwikkeling, planvorming en de gehele VTH-taak. Dit omdenken moet een gevolg zijn van besluitvorming in Raad en college, die de basis moeten leggen voor een integrale ambitiebepaling. Over veel onderwerpen binnen de fysieke leefomgeving zal binnen het bestuur consensus bestaan. Dat het nog niet wordt uitgesproken heeft mogelijk te maken met de politieke verdeling van de macht. Deze verdeling wordt nog steeds bepaald door specifieke sectorale thema’s, zoals bouwen, onderwijs, welzijn en verkeer. Milieu en groen zijn vaak het kind van de rekening en een sluitpost.
Zolang de bestuurders er niet voor kiezen om ‘gezamenlijk van rijbaan te veranderen’, zal het hogere management ook geen aanleiding zien om hun positie te veranderen. Deze status quo zie ik bij veel gemeenten, waar de meeste goede bedoelingen als incidenten ondersneeuwen onder het nog steeds fragmenterende sectorale gedrag.
De noodzaak dient zich aan om met z’n allen van rijrichting te veranderen. Dat was voor de Zweden best wel spannend en werd wellicht gezien als moeilijk, onmogelijk en onwenselijk. Het bleek wel mogelijk en heeft zijn vruchten afgeworpen. Het verkeer functioneerde na de switch na verloop van tijd als vanouds. Dit los van de constatering dat er automobilisten zijn geweest die in het begin moeite hadden met wennen. Maar het algemene veranderende gedrag leidde al snel tot een uniform gedrag. In deze metafoor dreigen Vergunningtafels en andere experimenten als spookrijders te worden gezien, terwijl dit de voorbeelden zijn die navolging verdienen.